De officiële naam voor kanna is Sceletium tortuosum. De plant is lid van de Aizoaceae of IJsplant familie. Het geslacht is deel van de subfamilie van Mesembryanthemoideae.
Meestal worden er acht soorten Sceletium erkend, alhoewel er geen volledige consensus is over de precieze categorisatie van deze plantfamilie. Tenminste één andere Sceletium soort, Sceletium expansum, staat ook bekend onder de roepnaam kanna en verschillende Sceletium soorten werden door de inheemse bevolking van Zuid-Afrika gebruikt. Vroeger werden veel van de Sceletium soorten als Mesembryanthemum geclassificeerd.
Aangenomen wordt dat kanna gerelateerd is aan de Karmozijnbes- (Pokeweed) en Cactus-families. De kweek en verzorging van de kanna plant lijken erg op die van cacti.
Het uiterlijk van de kanna plant
Het geslacht Sceletium tortuosum werd gedetermineerd door N.E. Brown, die de plant in 1925 definieerde aan de hand van haar karakteristieke bladnerfpatroon dat zichtbaar is in de droge bladeren. Op de vleesachtige, dikke bladeren zijn kleine blaasjes zichtbaar, die ook wel ‘idioblasten’ worden genoemd.
De bloemen van Scletium tortuosum kunnen worden herkend aan hun draadachtige blaadjes, die gewoonlijk wit of geel van kleur zijn. In sommige gevallen kunnen de bloemen ook vaaloranje of roze zijn. De vruchtcapsule bevat niervormige zaden die bruin tot zwart van kleur zijn.
Sceletium tortuosum is een kruipplant die niet hoger dan 30cm wordt. Vaak bedekt ze de grond in de schaduw van hogere struiken.
De groeiomstandigheden van kanna
De blaadjes van de vetplant groeien in paren gedurende de winter. In de zomer sterven de bladeren af. Het lage deel van de stam krijgt hierdoor een skeltachtig uiterlijk. Dit beschermt de plant tegen ongunstige omgevingsinvloeden. Als vetplant is kanna goed uitgerust om met schaarse waterbronnen om te gaan. Door het minimaliseren van verdamping en een uitstekende wateropslagcapaciteit kan Sceletium tortuosum overleven in gebieden met beperkte neerslag.
De actieve alkaloïden mesembrine, mesembrenone en tortuosamine worden door de hele plant gevonden: van de wortels tot de stam en in de blaadjes.
Kannaland
De meeste van de ongeveer duizend soorten Mesembryanthemoidae zijn inheems in de droge en semi-droge regionen van zuidelijk Afrika. Sceletium tortuosum groeide voornamelijk in één bepaald gebied in Zuid-Afrika, dat ‘Kannaland’ werd genoemd. Dit gebied bevindt zich in de Westerse Kaapprovincie in het zuiden van het land. In de eerste verslagen van Nederlandse kolonisten werden deze gebieden ‘de kleine Karoo’ en ‘Namaqualand’ genoemd. Sceletium tortuosum is ook gevonden in andere droge gebieden in de Westelijke, Oostelijke en Noordelijke Kaapprovincies van Zuid-Afrika.
Kanna bedreigd
Door grootschalige oogst, klimaatveranderingen en ziektes is Sceletium tortuosum een zeldzaam verschijnsel geworden in haar natuurlijke omgeving. De plant is in andere landen geïntroduceerd, maar zonder veel succes: kanna blijkt erg gevoelig te zijn voor bodemtype en temperatuur.
Tegenwoordig wordt kanna voornamelijk in kwekerijen, onder gecontroleerde omstandigheden verbouwd. De plant lijkt het goed te doen in dergelijke kunstmatige omgevingen die gebruik maken van hydrocultuur. De optimale temperatuur voor een kanna plant is minstens 16°C. De plant mag nooit worden blootgesteld aan vorst.
Alternatieven voor kanna
Mesembrine, één van de belangrijkste alkaloïden in Sceletium, is ook in vele andere soorten van de IJsplantfamilie gevonden. Van de Griquas, een andere etnische groep in Zuid-Afrika, is bekend dat ze een snuifmix gebruiken, die ‘keng-keng’ heet en die tabak en een ander lid van de Mesembryanthemaceau – de Rabaiea albinota – bevat.
Een andere gerelateerde plant, Mesembryanthemum crystallinum, bevat eveneens hoge concentraties alkaloïden. Maar vanweg haar hoge concentratie oxalaten is deze plant minder geschikt voor gebruik. Oxalaten kunnen namelijk blaas- en nierproblemen veroorzaken.